Gratis Hardloopschema 5 km

50 hardlooptermen die je moet kennen!

wat is fartlek, pronatie, taperen, hardlopen

Net begonnen met hardlopen en wil je tijdens feestjes kunnen meepraten over hardlopen? Dan is naast een goede conditie, een mooie hardloopuitdaging in het verschiet en de jacht naar een PR, kennis van de onderstaande termen vereist 😉

1. Intervaltraining

Afwisselen van snelle en langzame stukken om snelheid en conditie te verbeteren.

2. Tempo run (tempoloop)

Een stevige duurloop op een tempo net onder je anaerobe drempel, bedoeld om je uithoudingsvermogen te verhogen.

3. Duurloop

Lange loop op een rustig tempo, gericht op het verbeteren van de basisconditie.

4. Anaerobe drempel

Het punt waarop je lichaam overstapt van aerobe naar anaerobe verbranding; belangrijk voor tempolooptraining.

5. VO₂ max

De maximale hoeveelheid zuurstof die je lichaam kan gebruiken tijdens inspanning; een maat voor je conditie. Lees hier het artikel met een uitgebreidere uitleg en hoe je je VO2 max verbetert.

6. Cadans

Het aantal passen dat je per minuut zet; een hogere cadans (rond de 180) wordt vaak geassocieerd met efficiënter lopen.

7. Heuveltraining

Lopen op hellingen om kracht, techniek en uithoudingsvermogen te verbeteren.

8. Piekmoment

De periode waarin je in topvorm bent, vaak gepland rond een belangrijke wedstrijd.

9. Taperen

Het verminderen van trainingsomvang in de laatste weken voor een wedstrijd om volledig uitgerust aan de start te verschijnen.

10. Warming-up (hopelijk ken je deze al)

Een lichte inspanning om je spieren en gewrichten voor te bereiden op zwaarder werk.

11. Cooling-down

Lichte inspanning na een training of wedstrijd om het herstel te bevorderen.

12. Negatieve split

De tweede helft van je loop sneller afleggen dan de eerste helft; een teken van goede pacing.

13. PR (persoonlijk record)

Je snelste tijd ooit op een bepaalde afstand.

14. Fartlek

Zweeds voor “snelheidsspel”; een speelse trainingsvorm met afwisselende tempo’s. Lees hier meer over fartlek en hoe je het toepast.

15. Trailrunning

Hardlopen over onverharde paden, vaak in de natuur en met hoogteverschillen.

16. Blessurepreventie

Oefeningen en gewoonten gericht op het voorkomen van blessures, zoals krachttraining en voldoende rust.

17. Cross-training

Andere sporten dan hardlopen (zoals fietsen of zwemmen) ter ondersteuning van je conditie en herstel.

18. Asfaltbijter

Informele term voor een hardloper die voornamelijk op verharde wegen loopt.

19. Hardloopschema

Een gestructureerd trainingsplan dat toewerkt naar een specifiek doel, zoals een 10 km of marathon. Bekijk en download onze gratis schema’s.

20. Marathon

Een klassieke langeafstandsrace van 42,195 kilometer.

21. Halve marathon

Een hardloopwedstrijd van 21,1 kilometer; populair bij zowel beginnende als gevorderde lopers.

22. Splits

De tijden van afzonderlijke segmenten binnen een loop, bijvoorbeeld elke kilometer.

23. Hartslagzones

Verschillende intensiteitsniveaus gebaseerd op je hartslag, gebruikt voor gerichte training.

24. Runner’s high

Een euforisch gevoel tijdens of na het hardlopen, veroorzaakt door endorfines.

25. Taperweek

De laatste trainingsweek vóór een wedstrijd, met minder intensieve trainingen.

26. Strides

Korte versnellingen van ongeveer 20–30 seconden om loopsnelheid en techniek te verbeteren.

27. Recovery run

Een rustige duurloop bedoeld om actief te herstellen van een zware training of wedstrijd.

28. Pronatie

De manier waarop je voet naar binnen rolt bij het landen; belangrijk bij het kiezen van schoenen.

29. Supinatie

Tegenovergestelde van pronatie; de voet rolt te veel naar buiten tijdens het afwikkelen.

30. Overpronatie

Een overmatige naar binnen rollende beweging van de voet, wat kan leiden tot blessures.

31. Loopscholing

Techniekoefeningen om je loopstijl te verbeteren en blessurerisico te verlagen.

32. Beetpakken

Een concurrent op het einde van een race inhalen.

33. Startvak

Een ingedeeld gebied bij een wedstrijdstart, vaak op basis van verwachte eindtijd.

34. Voetlanding

De manier waarop je voet de grond raakt: op de hiel, middenvoet of voorvoet.

35. Core stability

Kracht en stabiliteit van je romp; essentieel voor een efficiënte loopstijl.

36. Kilometerpunt

Een markeringspunt dat aangeeft hoeveel kilometer je hebt afgelegd (vaak in wedstrijden).

37. Hydratatie

Het op peil houden van je vochtbalans voor, tijdens en na het hardlopen.

38. Carb loading

Het bewust eten van meer koolhydraten in de dagen voor een lange wedstrijd.

39. Spierpijn

Stijfheid en pijn in de spieren na een zware inspanning, ook wel DOMS genoemd.

40. Loopschoenen

Speciaal ontworpen schoenen die ondersteuning en demping bieden bij het hardlopen.

41. Compressiekleding

Strakke sportkleding die de bloedcirculatie stimuleert en spiertrillingen vermindert.

42. Wedstrijdritme

Het tempo waarop je een wedstrijd wilt lopen, vaak geoefend in training.

43. Loopsnelheid

De snelheid waarmee je loopt, meestal uitgedrukt in min/km.

44. Pacing

Het indelen van je tempo tijdens een training of wedstrijd.

45. Runner’s knee

Een veelvoorkomende hardloopblessure rond de knieschijf.

46. Shin splints

Pijn aan de voorkant van het scheenbeen; vaak veroorzaakt door overbelasting.

47. Intervalblok

Een reeks herhalingen van intensieve loopstukken met rustperiodes ertussen.

48. Kantelpoint

Het moment waarop een training of wedstrijd echt zwaar begint te worden.

49. Startnummer

Het nummer dat je draagt tijdens een wedstrijd, vaak met chip voor tijdregistratie.

50. Finishlijn

Het einde van een race of training — het moment waarop je je prestatie afrondt.

Auteur

  • Ik ben Sandra en had vroeger altijd een hekel aan sporten. Toch ben ik een paar jaar geleden verslaafd geraakt aan hardlopen. Dat doe ik het liefst in mooie natuurgebieden. Voor een bak modder tijdens een obstaclerun ben ik ook te porren! In mijn artikelen deel ik mijn ervaringen en tips.

    Bekijk Berichten